Lavendel is een klein, houtig struikje dat veel voorkomt in het Middellandse Zeegebied. Het groeit op kalkrijke, stenige grond en kan de volle mediterrane zon prima verdragen. In noordelijker streken zie je lavendel veel in tuinen. Alleen met de allerstrengste winters kan de plant problemen hebben, maar meestal overleeft hij het wel.
De bladeren van lavendel zijn heel smal en lijken meer op naaldjes. Ze zijn grijsgroen van kleur en wat leerachtig, zodat ze niet snel uitdrogen in de zon. De bladeren zitten alleen onderaan de stengel. Bovenaan heeft de stengel een kaal stuk dat eindigt in een aar van lila bloemetjes. Om de bloemetjes draait alles bij deze plant.
Wie lavendel zegt, zegt geur. De naam lavendel komt waarschijnlijk van het latijnse “lavare”, wat “wassen” betekent. Het wordt al sinds jaar en dag gebruikt om zeep lekker te laten ruiken. De geur in lavendel wordt veroorzaakt door de rijkdom aan etherische olie. Etherische oliën zijn stoffen die snel verdampen (waardoor ze onze neus kunnen bereiken) en geurig zijn. Als je ze door destillatie isoleert uit de plant, zien ze er uit als een olie. Deze pure olie is heel sterk en moet niet onverdund worden gebruikt. Ze wordt in kleine druppelflesjes op de markt gebracht onder de naam “etherische olie” of “essentiële olie”.
In de plantenwereld is er nog een groep inhoudsstoffen, die een aangename geur hebben: de coumarinen. Dit zijn stoffen die licht verdovend werken. Ook dit komt in lavendel voor.
De meeste planten van de familie der lipbloemigen, waartoe ook lavendel behoort, zijn rijk aan etherische olie. De etherische olie komt in de hele plant voor, maar is het meest geconcentreerd in de bloemen. Bij de meeste planten is de bloem het meest geurig als hij net open gaat. Lavendel wordt geoogst net voordat de bloem open gaat, of juist nadat hij is uitgebloeit, omdat in dit speciale geval de concentratie etherische olie dan het hoogst is.