Dit is een van de mooiste inheemse planten in elke kruidentuin. De smeerwortel heeft ruw behaarde, vierkante stengels en grote grijsgroene bladeren. Je kunt niet goed zien waar het blad begint en de stengel eindigt: het blad groeit een eind met de stengel mee. De grijsgroene kleur en de ruwe haren zijn kenmerkend. Smeerwortel groeit altijd aan de waterkant of in natte graslanden.
Van mei tot ver in de herfst bloeit de smeerwortel met trossen klokvormige bloemen, die naar beneden hangen. Ze kunnen wit, roze of lila zijn. De wortelstok van deze plant is groot, dik en zwart en gaat diep de grond in. Toch is hij niet heel sterk: hij breekt snel af. Als je in de herfst, wanneer de plant zijn kracht onder de grond teruggetrokken heeft, de wortel opgraaft, breken er gegarandeerd stukken af die achterblijven en gewoon verder groeien. Overigens is het gehalte aan wondhelende stoffen in de wortel het hoogste, vlak voordat de plant in het voorjaar weer uitloopt. Je oogst hem dus het liefst tussen januari en maart.
Aan de soortnaam “officinalis” kun je zien, dat de plant al sinds de oudheid als geneeskruid gebruikt wordt. Smeerwortel werd 20 eeuwen voor Christus al toegepast. De naam “symphytum” is nog interessanter: het komt van het Griekse woord sumfuo, dat we ook terugvinden in het woord “symfonie”. Het betekent “samenbrengen”, en als je dat in gedachten houdt, kun je de toepassing van smeerwortel gemakkelijk begrijpen. Smeerwortel doet botbreuken en wondranden weer samengroeien.